EmailTwitterLinkedIn

Train de Trainer traject verstevigt kennis Omgevingswet bij omgevingsdiensten

Dit artikel is geschreven door Nieuws in Perspectief.

Zo’n 65 medewerkers van omgevingsdiensten volgden een Train de Trainer-opleiding. Half maart 2021 moeten alle trainers examen gedaan hebben. En inmiddels staan de eerste trainers zelf voor de digitale klas en brengen hun collega’s de ins en outs bij van de milieubelastende activiteit in de Omgevingswet. Nieuws in Perspectief was benieuwd naar de ervaringen en interviewde 3 trainers en de projectleider.

Ramon Blok, projectleider Train de Trainer en opleidingskundige bij de ODNL Academie, zat ruim 1,5 jaar geleden aan de tekentafel met externe adviseur en trainer Omgevingswet Erik Mossel.

Blok vertelt: 'Gezien het grote aantal medewerkers dat opgeleid moet worden voor de Omgevingswet, was duidelijk dat de reguliere docentenpool van de omgevingsdiensten niet toereikend zou zijn. Daarom namen we het Train de Trainer-traject van het Activiteitenbesluit als basis.'

Opleiding met theorie en didactiek

Blok: 'Voor de opleiding van de trainers werkten we nauw samen met inhoudsdeskundigen. Bijvoorbeeld Edwin Voogd, Gijs van Luyn en Linda van Berkel van het programma Aan de slag met de Omgevingswet, Simon Handgraaf van de programmadirectie Eenvoudig Beter, Sandra Anzion van de VNG(Vereniging Nederlandse Gemeenten) en Erik Mossel van HMA Advies. Naast theoretische kennis is ook belangrijk hoe je de boodschap het beste kunt overbrengen. Voor de didactiek schakelden we onder andere Robin van Dorrestein van Intino Coaching & Training in.'

En toen kwam corona

Natuurlijk komt er nog veel meer bij kijken om zo’n opleidingstraject op poten te zetten. Blok: 'Naast het ontwikkelen van examens moesten we bijvoorbeeld regelen dat trainers die geslaagd zijn bij ons op een lijst komen te staan. Op deze manier kunnen omgevingsdiensten een beroep doen op trainers van andere omgevingsdiensten, mochten ze trainers tekort komen. Bij de opzet waren we uitgegaan van fysieke lessen. Maar toen kwam corona. Door de beperkingen hebben we alles moeten omzetten naar online bijeenkomsten. Dat heeft de nodige tijd en energie gekost.'

Erik van Vliet is gedetacheerd als projectleider implementatie Omgevingswet bij de Milieudienst Rijnmond (DCMR). Met nog 6 anderen verzorgt hij daar de trainingen voor in het totaal 340 tot 360 mensen. Omdat de trainingen online worden gegeven, duren ze niet de hele dag en zijn de groepen kleiner. Van Vliet: 'Om het nog een beetje interactief te houden, gaan we uit van een maximum van 12 cursisten.' De DCMR biedt aparte trainingen aan voor vergunningverleners en toezichthouders. Medewerkers kunnen de trainingen los volgen, of als onderdeel van een leerroute.

'Zo’n hele dag achter een scherm werkt niet'

Annemiek Vermeulen-Beenen (senior toezichthouder en lid van het projectteam Omgevingswet bij Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant) en Roald Lutje Schipholt (jurist Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek), zijn beiden nog in opleiding. Hun eigen training bij de ODNL Academie is volledig digitaal, en Lutje Schipholt start zelf na zijn laatste examen ook met het geven van digitale trainingen. 'Als beginnend trainer wil je toch liever eerst een fysieke les verzorgen. Digitaal maakt het extra lastig. Zo hebben we de training moeten opknippen in dagdelen, want zo’n hele dag achter een scherm werkt niet.'

Nieuwe stelsel onder de knie krijgen

De inhoud biedt ook de nodige uitdagingen. Volgens Van Vliet is het soms echt even zoeken. 'Als ik bij dit of dat bedrijf kom, welke regels gelden er dan onder het nieuwe stelsel? Bedrijven met milieubelastende activiteiten met vergunningplicht hebben namelijk straks te maken met rijksregels, lokale regels op activiteiten uit het omgevingsplan en met de regels rond vergunningen'. Toch is hij optimistisch. 'Het programma Aan de slag en de ODNL Academie leveren lesmateriaal aan. En als we iets niet weten, staat het meestal mooi op een rijtje op de website aandeslagmetdeomgevingswet.nl(opent in nieuw venster)(verwijst naar een andere website).'

Eigen draai geven aan de lesstof

Vermeulen benadrukt dat het eigen maken van de lesstof belangrijk is. 'Als trainer moet je een eigen draai geven aan de lesstof. Casuïstiek speelt daarbij een belangrijke rol.

Bij een Brzo-omgevingsdienst die werkt met Seveso-bedrijven (bedrijven die vanwege activiteiten met risicovolle stoffen vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 2015, red.) heb je bijvoorbeeld een heel ander toezicht. En daardoor ook heel andere casussen nodig dan bij het gewone mkb.'

Denken als je doelgroep

Tijdens de opleiding gaat het er ook om hoe de trainer zijn kennis het beste kan overbrengen. Lutje Schipholt: 'Inhoudelijk vond ik het goed te volgen. Maar gaandeweg ging ik me wel steeds meer afvragen of mijn cursisten het straks ook goed kunnen volgen. En hoe ik de informatie het beste zou kunnen aanpassen. Een vergunningverlener moet veel meer weten over het ene aspect en een toezichthouder over het andere. Tijdens de training dacht ik er al over na waar ik bij welke groep op moet inzoomen.'

Proeflesexamen van 20 minuten

Tijdens een proeflesexamen van 20 minuten moeten de trainers laten zien dat ze de lesstof beheersen én kunnen overbrengen. Hierbij mogen ze maximaal 15 sheets gebruiken. Vermeulen vindt het lastig om een keuze te maken uit de lesstof. Lutje Schipholt heeft de proefles al achter de rug. 'Ik maakte me meer zorgen over hoe ik de mensen kon meenemen. Ik heb een casus behandeld, en dat viel wel goed. Het was heel leuk. Vooral ook omdat er 3 andere trainers hun proefles gaven. Zo kreeg je feedback van elkaar en van de deelnemers.'

Ramon Blok: 'De trainers vinden vooral de eerste keer dat ze 'voor de klas staan' altijd heel spannend. Maar ze doen het hartstikke goed! Vooral als ze eenmaal in hun verhaal zitten. Ze weten véél meer dan ze denken. Het risico zit ‘m juist in te veel willen vertellen.'

Niet te vroeg beginnen

Bij Vermeulen starten de trainingen pas in het 2e kwartaal van 2021. De medewerkers hebben in de eerste coronalockdown een e-learningmodule afgerond dat de basis vormt voor de verdere verdieping met de trainingen. Voor de 3 omgevingsdiensten in Brabant wordt samengewerkt voor het trainen van specialisten op onderwerpen als bodem, lucht en externe veiligheid. Vermeulen is nu samen met een klein team bezig met het opstellen van een opleidingsplan waar de Omgevingswettrainingen onderdeel vanuit maken. 'Als je te vroeg start, dan vervaagt de kennis weer als mensen het niet kunnen toepassen.'

Ook Van Vliet geeft aan dat de DCMR er bewust voor gekozen heeft om niet te vroeg te beginnen. 'Hoe hou je de opgedane kennis nog een jaar lang warm? Dat wordt lastig. Daarom zullen we moeten pieken in een periode niet al te lang voor inwerkingtreding.' Bij de DCMR zijn de trainingen opengesteld tot de zomervakantie. Van Vliet: 'Daarbij hopen we dat niet iedereen denkt 'Dat doe ik nog wel'. Want dan gaan we het niet redden om iedereen op tijd op te leiden. Maar als het nodig is gaan we ook in september en oktober nog door. En misschien zelfs in november.'

Kennis warmhouden met oefencasussen

Lutje Schipholt bereidt zich al voor met een aantal VTH-werkgroepjes. Elke maand bespreekt hij tijdens het werkoverleg een uitgewerkte oefencasus. Vermeulen: 'In Brabant willen we ook na de trainingen met casussen blijven oefenen. Zo blijft het leven.'

Van Vliet heeft meegewerkt aan het opstellen van de oefencasussen op aandeslagmetdeomgevingswet.nl. Daar is Vermeulen heel blij mee. 'Ik zie dat er ook steeds meer informatie bijkomt op deze site. Als ik me afvraag 'Hé, hoe zou dat nou precies in zijn werk gaan?', dan vind ik het antwoord op aandeslagmetdeomgevingswet.nl.'

Niet 'succes ermee' maar 'wat heb je van ons nodig?'

De verwachting is dat er half maart zo’n 65 trainers examen gedaan hebben. Ook nadat ze hun opleiding met succes hebben afgerond, kunnen de trainers een beroep blijven doen op de ODNL Academie. Blok: 'Het is na het examen niet van succes ermee. Ons motto is juist: wat heb je van ons nodig? Zo is er een WhatsApp-groep en een platform voor trainers. We bieden ondersteuning door middel van intervisie, waarbij je in kleine groepjes naar een vraagstuk kijkt en van elkaar leert.'